sheri-hooley-81vFusQ5BmI-unsplash

Travel stories – Graaaand Canyon

Dit verhaal is nummer 2 van de 3 korte verhalen over de reis door Amerika. Heb je het eerste verhaal gemist? Klik dan hier. Wil je door naar het derde verhaal? Klik dan hier.

Hi! My name is Manon and I‘ll be your guide for the next 10 minutes!

Ja, ja, ik weet dat het alweer een week geleden is sinds het eerste verhaal van Amerika. En aangezien we hier ‘maar’ drie weken zijn moet ik wel eem anmaken met typen… Het probleem is (first world problems) dat we hier zó veel moois zien en meemaken dat ik elke dag bijna op zie tegen het schrijven van een ellenlange tekst, en dat kan ik jullie ook niet aan doen. Ik ga daarom even een stukje in stroomversnelling. (Of ook wel de ‘sport’-stand van onze Nissan Sentra).

Next stop. Vegas. Heet. Bubbel. Wauw. Geweldig hotel. 4000 kamers. Drukte. Lichtjes. Heet. Fonteinen. Vulkanen. Heet. Waar is ons hotel ook alweer? Links? Nee rechts. Zwembad. Hoover Dam. Heet. Fried chicken. Weg hier.

Dan: de Graaaaand Caaaaanyon (denk er even een zwaar Amerikaans accent bij). Ik kreeg voor mijn verjaardag van Nick een helikoptervlucht. Over de Graaaaand Canyon (herhaal eerder bericht). Ik hoef vast niet te vertellen hoe vet gaaf amazing fantastic dat dit was. We vlogen eerst over een enorm bos, tot je INEENS een enorme afgrond zag, met vervolgens het meest ongelofelijke landschap dat ik (tot dan toe, wait for it), had gezien. Denk er het intromuziekje van Jurassic Park bij, en het verhaal is compleet. Qua natuur krijgt Amerika nu al een dikke 10.

Even later gingen we op weg naar Flagstaff, waar we die avond zouden gaan overnachten. Onderweg kwamen we door een woestijnachtig landschap, en passeerden we een Aliën Diner (ja, zoals de maanmannetjes) waar het precies 100 graden was op de teller. Wel in Fahrenheit dan, maar het voelde als Celcius. We reden verder over de Route 66, met hier en daar een halsbrekende manouvre met de auto zodat we even binnen konden kijken in een van de oude tradingsposts/souvenirswinkeltjes. Na nog wat pitoreske dorpjes kwamen we aan in onze eindbestemming Flagstaff, waar we in een typische diner een hamburger + milkshake aten. Al kotsend en zo rond als een tonnetje gingen we terug naar ons motel.

 

De volgende dag reden we naar Page. Dit is een dorpje in het reservaat van de ‘natives’. Je mag ze geloof ik geen indianen noemen, maar zo zagen ze er wel uit. Sommige met een tooi op hun hoofd, sommige met een gezicht vol plamuur, iphone op speaker en al verveeld kijkend een kauwgum kauwend. En dat alles in een bijzonder roodgekleurd landschap.

We hadden voordat we vertrokken een tour geboekt door de ‘Antelope Canyon’. Een spleet/naad in de grond waar je nèt doorheen kon lopen. Ze hadden de ietwat gezette amerikaanse vrouw die achter ons liep niet gewaarschuwd vóórdat ze de steile trap ging beklimmen, met als gevolg dat ze met een hoofd als een tomaat al hijgend en puffend na 2 minuten opgaf. Een beetje alsof je een erwtje door een rietje heen probeert de duwen. Laat ik even duidelijk zijn; ik heb nog nóóit last gehad van claustrofobie. Ik ben geen watje (al zeg ik het zelf), en durf echt wel veel. Maar toen ik daar in die nauwe spleet stond, samen met nog 50 andere mensen, en de gids begon te vertellen over dat er eens in de zoveel tijd ineens een vloedgolf door de canyon splasht en dat dat 5 jaar geleden aan 13 mensen het leven heeft gekost (two of them were never found, the other 11 are found in pieces), kreeg ik toch een inwendige paniekaanval. Lang verhaal kort, ik was blij dat ik het had gezien, maar ook heel blij dat we weer boven de grond kwamen. Later bleek ook dat we de expert-superdiepe-slechtbegaanbare-trail hadden gekozen in plaats van de ‘normale’.

Tsja.

Het zijn flinke reisdagen in de auto, maar we hebben zóó ontzettend veel mooie dingen gezien. En het gaat zó snel. De landschappen veranderen om de 10 minuten van woestijn, naar bos, naar bordeauxrode bergen, naar grijze gesteenten en weer terug naar bos. We hebben denk ik al zo’n 2000 kilometer op de teller, maar het verveelt geen seconde. Zodra ik (of nick) even in slaap valt in de bijrijdersstoel stoten we elkaar alweer aan om vervolgens verschillende oh’s, ah’s en wauw’s uit te delen. Het klikken van de camera is intussen een vertrouwd achtergrondmuziekje geworden.

Vandaag zijn we naar Bryce National Park (prachtig!) gereden vanwaar we vervolgens via Zion National Park (nog prachtiger) naar de huidige verblijfplaats Saint George reden. Zion was echt Ge. Wel. Dig. Echt het mooiste stukje natuur wat ik ooit heb gezien. Na een flinke hike over glibberige stenen en diepe afgronden zonder railing (het angstzweet droop van onze handpalmen) reden we door het meest sprookjesachtige landschap wat je je kunt voorstellen. Na een warme en vermoeiende dag checkten we zojuist in in ons motel. Zo’n typische, waar je je auto met de voorkant tegen de je moteldeur aanzet. Een bordje spareribs (met frietjes en macaroni-kaas, wie verzint dat?) later gaan we zo heerlijk dutten om morgen vol goede moed de rit door Death Valley te gaan maken. Maar nu eerst nog even een biertje. 

Cheeers!